Als een zadel passend wordt gemaakt voor de ruiter, wordt er gelet op de bouw van de ruiter en zijn bot- en spierstructuur. Die bepalen hoe de ruiter in contact is met het zadel. Je moet dus ook rekening houden met het verschil in bouw tussen mannen en vrouwen. Het ontwerp van het zadel bepaalt waar en hoe de benen van de ruiter hangen en of hij via zijn zit evenredig contact heeft naar beide benen. De meeste ruiters hebben niet het juiste contact tussen het zadel en hun binnenbovenbenen. Dit beïnvloedt hun zit en hun mogelijkheid om de juiste hulpen te geven negatief.
Zitproblemen
Het verschil in anatomie tussen mannen en vrouwen zit hem bijvoorbeeld in het bekken. Wanneer het bekken goed in het zadel past en gedragen wordt door het zadel, wordt de lage rug goed ondersteund en hangen de benen automatisch op de juiste plaats, zodat de bekende oor-schouder-heup-haklijn klopt. Wanneer de lage rug van de ruiter niet goed ondersteund wordt door het bekken, zoekt de ruiter naar vervangende ondersteuning door zijn rug rond te maken. Hierdoor kantelt het bekken en wordt de verbinding stugger. Ook de benen zullen niet meer automatisch correct naar beneden hangen maar naar voren worden gedraaid. De ruiter zal hierdoor in de luie stoelpositie gaan zitten. Een onderdeel van het bekken zijn de zitbeenknobbels. Bij de man zitten deze dicht bij elkaar en is het bekken dus smal. Bij de vrouw is het bekken ruimer in verband met een geboorte en staan de zitbeenknobbels verder uit elkaar. Een man zou dus in een zadel met een smallere zit passen terwijl zijn zitbeenknobbels netjes op het draagvlak vallen. Wanneer een vrouw in hetzelfde smalle zadel zou gaan zitten staan haar zitbeenknobbels te ver naar buiten om goed te dragen. Het gevolg is dat ze verder in het zadel zakt en daardoor met haar schaambeen tegen het zadel stoot. Dit is erg oncomfortabel en hindert bij het vinden van de juiste balans. Het staartbeen van de vrouw staat recht naar beneden, terwijl dit bij de man gekromd naar voren loopt. Hierdoor heeft de man meer rotatiemogelijkheid.
Luie stoel
Het grootste bot van het menselijk lichaam is het dijbeen. Het dijbeen zit met pezen en banden vast aan het bekken. Bij een man maakt dit bot een rechte lijn naar de voet toe, bij de vrouw loopt het naar voren en buigt dan naar binnen naar de knie om dan pas recht naar de voet te gaan. Dit betekent dat een zadel aanpassen aan een man of een vrouw twee verschillende dingen zijn. Bij een vrouw moet een zadel breder zijn in de zit, maar ook smaller tussen de bovenkant van de dijbenen om het juiste contact tussen het zadel en de benen mogelijk te maken. Hierbij komt dat de hamstring (de grote spier van het bovenbeen), die vastzit aan het dijbeen en het bekken, bij mannen en vrouwen anders van vorm is. Bij de man loopt hij recht naar beneden en verbindt hij zich dan met de knie, terwijl bij de vrouw deze spier naar binnen loopt en aan de binnenkant van de knie vasthecht. Het gevolg is dat het bovenbeen van de man vrij plat is en bij de vrouw veel ronder. Als een vrouw op een zadel zit dat te breed is tussen haar bovenbenen, rolt ze haar benen naar buiten, steekt ze haar tenen naar buiten en zal ze makkelijker in ‘de luie stoelzit’ gaan zitten.
Harmonisch
Sommige ruiters draaien hun bekken naar voren waardoor ze een holle rug krijgen. Anderen hebben hele rechte ruggen. Ook daar kan de zadelpasser op letten als hij een zadel maakt of erover adviseert. De lengte van het boven- en onderbeen van een ruiter moet ook opgemeten worden. Die bepaalt namelijk hoe lang en hoe ver naar voren de zweetbladen van het zadel moeten zijn. Voor een stabiele zit én bewegingvrijheid voor het geven van hulpen moet het zweetblad het been van het zadel opvangen. Hierbij speelt ook de positie van de wrongen een belangrijke rol. Zelfs de plaats van de beugelhouders is belangrijk omdat die invloed uitoefent op de bewegingsvrijheid en positie van de benen. Wanneer de benen te veel naar voren worden gedwongen door verkeerd geplaatste beugelriemen, kan het bekken te veel gedraaid worden, waardoor de ruiter zijn rug hol trekt. Kleine verschillen hebben dus een grote uitwerking op de houding van de ruiter en de houding heeft weer grote invloed op de zit en de hulpen tijdens het rijden. Alleen wanneer alles goed op elkaar aansluit, behoort een harmonisch geheel met je paard vormen tot de mogelijkheden.